Grazen in de stedelijke woestijn
Blijf op de hoogte

Rust in je hoofd en een geheel andere omgeving kan je tot wonderbaarlijke inzichten brengen. Mijn reis naar de woestijn van Jordanië waar de geiten het beheer van de enkele boom die daar kan groeien op zich nemen brengt mij tot de stelling: De omstandigheden voor bomen in de stad zijn hetzelfde als in de woestijn alleen heten onze geiten boomverzorgers en planten we bomen onder woestijn omstandigheden die daar van nature nooit zouden groeien. Mijn inzicht is dat je de woestijn kunt proberen te veranderen in een oase maar je kunt je sortiment ook aanpassen op de mogelijkheden die de stadse woestijn je biedt, als je maar een lange levensduur nastreeft.

Bomen horen in een bos. Dit is een wat gevaarlijke aanname om bij civiel techneuten te poneren want die zullen dit volmondig beamen en het aanvullen met de bevestiging dat ze dit al jaren roepen. Dat bomen in een bos horen helpt je wel om bomen beter te begrijpen. In een niet of weinig beheerd Nederlands bos groeien bomen vaak met meerdere soorten, in verschillende lagen en leeftijden met struiken en kruidachtige planten. Een zelfvoorzienende strooisel laag voor de boom en als we maar genoeg geduld kunnen opbrengen zal de boom naarmate de ecologische ontwikkeling van het gebied toeneemt, voor zichzelf de meest optimale boombiotoop met microklimaat creëren. Liefst zonder de hulp van de mens, een boom kan zich prima zelf redden.

De werkelijkheid voor een boom in de stedelijke omgeving is echter nogal anders. Ik beschouw onder de stedelijke omgeving een plattelands weggetje in de gemeente Emmen, maar ook de hoog stedelijke omgeving. Door projectontwikkelaars wordt deze laatste nog wel eens een A-locatie genoemd.  Bij de bomen op deze locaties ontbreekt de laagopbouw, zijn leeftijd en soort  meestal eenduidig maar de meest afwijkende factor is nog wel de bodem. Geen zelfvoorzienende strooisel laag maar vaak een met verharding afgedekte verdichte groeiplaats. Gevolg is het ontbreken van humus- en bodemvormende processen. Ook ontbreekt het aan vocht toevoer, het ontwerp kan voor de boom sadistisch zijn wanneer een straatkolk de kostbare regen vlotjes van de verharding afvoert vaak in het aanzicht van de boom.  Voor bomen alles behalve een A-locatie. Maar bomen zijn, net als in de woestijn zelfredzaam en hebben een grote flexibiliteit, door buiten de aangewezen groeiplaats op zoek te gaan naar doorwortelbare ruimte. Gevolg is wortelopdruk wat wij als een negatieve eigenschap ervaren terwijl een boom gewoon probeert te overleven.

Wat de woestijn laat zien, zijn plantensoorten die aangepast zijn om in de woestijn te kunnen groeien, anders waren ze er simpelweg niet. Iedere boom, struik of kruidachtige plant is aangepast aan de omgeving waarin deze staat, sterker nog, de omgeving met zijn specifieke klimaat zorgt ervoor dat juist deze boom- en plantensoort met zijn specifieke eisen kan groeien op de plek die deze inneemt. In de woestijn vind je bij planten en bomen droogte- en hitte resistente eigenschappen die universeel zijn. Grijs/blauw blad, aanwezigheid van stekels, klein blad, leerachtig blad, behaard en dik blad etc.

Wat een verschil met de stedelijke omgeving! Daar wordt vaak een esthetische soortkeuze gemaakt en niet gekeken naar de stadse klimatologische- of bodemomstandigheden. In het beste geval wordt de bodem aangepast aan de eisen die de boom aan de bodem stelt maar vaak komen er compromis mengsels zoals bomenzand of bomengranulaat bij de boom die niet persé altijd aansluiten bij de behoefte van de boom. De boom moet zich vervolgens gaan ontwikkelen in een verharde omgeving, de omstandigheden wijken dan niet veel af van een woestijn, terwijl de boomsoort niet per definitie woestijn bestendig is. We stellen in de soortkeuze dus niet de aanwezige omstandigheden centraal maar we stellen de beoogde ruimtelijke uitstraling centraal.    

De boom in de woestijn ontwikkelt zich op basis van zijn genetische eigenschappen maar ook naarmate de boom in staat is om groeiruimte te vinden en om te gaan met de heersende klimatologische omstandigheden. In een woestijn hoef je geen beheer van mensen te verwachten maar toch ook in de woestijn zie je indirect de invloed van de mens op de ontwikkeling van bomen. In de  Wadi Rum woestijn in Jordanië vind je de jeneverbes, Juniperus phoenicea en de groenblijvende eik vermoedelijk Quercus calliprinos, beide boomsoorten maximaal 8 meter hoge boomsoorten vaak meerstammig. Hier worden ‘tamme’ geiten door mensen gehouden. De geiten vreten het loof af waar ze bij kunnen, dit betekent dat de bomen lastig verjongen en tot plusminus 150 cm worden kaalgevreten. Bijzonder is dat de groenblijvende eik zeer kleine, stekelige, hulstvormige, getande bladeren heeft. Deze bevinden zich vooral in de lagere kroondelen, een manier om de aantrekkelijkheid voor de geiten te verminderen. Wat hoger in de kroon zie je meteen al dat de eik ook bladeren vormt met nauwelijks stekels. De geitenhoeder bepaalt waar de geiten mogen grazen en heeft daarmee op locatieniveau invloed op de verschijningsvormen van de bomen. Duidelijk is dat de bomen hier al duizenden jaren groeien en zich aangepast hebben aan het klimaat én de geiten.

Toch zie ik niet alleen maar verschillen met de woestijn maar ook wel een paar overeenkomsten. Met name de geiten zijn eigenlijk niet anders als de boomverzorgers in de stedelijke omgeving. Deze grazen niet de onderste 150 cm maar meestal de onderste 500 cm van de bomen en het is de boombeheerder die aangeeft waar de boomverzorgers mogen grazen. Dit is meestal overal waar de mens de ruimte onder de boom inneemt oftewel er wordt bijna geen boom overgeslagen. Jammer dat de boom zich hier niet op aanpast door in de onderste 500 cm stekels te laten groeien.

Een ontwerper die juist zoveel mogelijk de bestaande omgeving gebruikt en daar zijn ontwerp op aanpast is Jean-François Gauthier Jean-François is een landschapsarchitect die heel goed naar de omgeving kijkt en probeert het ontwerp zoveel mogelijk aan te passen aan wat de omgeving al biedt, daar gaat hij ver in. Zo beschouwt hij hoge gebouwen als bergen en kunnen de straten de groene valleien worden. Hij stelt vast dat in veel ontwerpen bomen als meubelstukken worden gebruikt met weinig overweging van de eisen die de bomen stellen en ook nog een korte omlooptijd van 30 jaar tegemoet kunnen zien. Met het project Trees First heeft hij  al een aantal ontwerpen gemaakt waarbij de omgeving leidend is voor het ontwerp, de boomsoorten worden duidelijk afgestemd op omstandigheden die de door de mens gemaakte omgeving aan de boom biedt. Aanpassingen in de groeiplaats zullen wel doorgevoerd worden waarbij de randvoorwaarde gesteld wordt om zoveel mogelijk lokaal te verbeteren en deze optimaal  te laten aansluiten bij de behoefte van de gekozen boomsoort.  

Een bijzondere overweging in de optiek van ‘boomsoorten aanpassen aan de stedelijke woestijn’ vormen de invasieve soorten. Neem de hemelboom, Ailanthus, een boomgeslacht uit Azië die al meer dan honderd jaar in Nederland wordt aangeplant. Een fraaie boom met koepelvormige kroon , witte bloemen en mooie rode gevleugelde vruchten in de zomerperiode. Het is ook nog eens een drachtboom voor bijen. Echter sinds een aantal jaren gedraagt dit boomgeslacht zich invasief en ontstaan uit zaad overal nieuwe hemelbomen. Een gedrag wat ik in Nederland als eerste in Maastricht zag maar al jaren waarnam in Midden- en Zuid Europa. In Amerika wordt de hemelboom overal uitgetrokken en bestreden en wordt deze als onkruid gezien. Invasieve soorten heten zo omdat ze andere soorten verdringen wat ook weer negatieve gevolgen kan hebben voor biodiversiteit. Daarom staat sinds 2019 het geslacht Ailanthus op de Europese Unielijst van invasieve soorten en mag deze niet meer verhandeld of verspreid worden. Als je het positief bekijkt zouden we dit boomgeslacht in de stedelijke omgeving juist moeten koesteren want dit is een boom die blijkbaar juist goed om kan gaan met de stedelijke woestijn.

De woestijn brengt mij tot het inzicht dat er meer mogelijkheden zijn om aan rewilding te gaan doen en ruimte te geven aan natuurlijke processen. Rewilding is een zienswijze die gaat over het stimuleren van natuurlijke processen die een robuuste natuur opleveren, een principe die mogelijk ook in de stad gebruikt kan worden. Hoe minder menselijke ingrepen en hoe meer ruimte voor natuurlijke processen, hoe hoger de score op rewilding met een beplanting die zich evolutionair weet te ontwikkelen en daardoor robuust is. De natuur grijpt de kansen die zich voordoen, niet gehinderd door enige vorm van ideologie of esthetische criteria.

Conclusie: boomsoort keuzes moeten aansluiten bij de functie én de groeiplaats. Ga voor kwaliteit en gebruik een boomsoort die onder de gegeven omstandigheden optimaal kan ontwikkelen óf pas de groeiomstandigheden aan. In alle gevallen ga voor optimale groei en realiseer je dat je acteert binnen de woestijn genaamd stad.  

Wil je een bericht ontvangen als een nieuwe blog is geplaatst? Meld je hier aan.

Blijf op de hoogte
Deze website maakt voor een optimale werking gebruik van cookies. OK Toestaan Weigeren Lees voor meer informatie onze privacyverklaring privacy Cookie instellingen Dit veld is niet ingevuld De ingevulde tekst is te kort De ingevulde tekst is te lang